Wittekind, de Saksische tegenstander van Karel de Grote, werd - naar verluidt - in Belm gedoopt. Als bewijs worden vaak de afbeeldingen van het 600 jaar oude doopbekken in de romeinse Dionysuskerk genoemd. Naar Wittekind werd overigens ook een schitterende langeafstandswandelroute vernoemd, die ook de gemeente Belm aandoet. Wie op de Wittekindsweg wandelt, komt in Belm-Vehrte ook langs duivelse nalatenschappen. De „Sündelstein” zou de Beëlzebub volgens de sage uit pure woede in de aarde hebben gestoten. Feitelijk werd de indrukwekkende, bijna 4 meter hoge zwerfsteen meer dan 200.000 jaar geleden met de gletsjers uit de Saale-ijstijd vanuit Scandinavië naar het Osnabrücker Land getransporteerd en waarschijnlijk in het neolithicum door mensen als menhir overeind gezet. Niet ver weg van de Süntelstein zijn - als andere overblijfselen van het neolithicum - de megalithische graven „Teufels Teigtrog” en „Teufels Backofen” (deegtrog en bakoven van de duivel) te vinden.
Slechts een klein stukje verder kun je in de „Schwarzkreidegrube” (zwarte krijt-mijn) zwarte vingers oplopen: waar tegenwoordig een 15 meter grote ontsluiting te zien is, werd tot 1967 het zogeheten zwarte krijtsteen, dat eigenlijk kleisteen is, gewonnen werd - voornamelijk voor de productie van verf. Op de Zwarte-Krijt-Belevenisroute gaat de wandelaar terug in de tijd en wel naar de eeuwwisseling 19e- 20e eeuw. Op deze 3,5 kilometer korte rondwandeling wordt de wandelaar op zeven plekken erover geïnformeerd, waar en hoe destijds klei en zwart krijtsteen werden gewonnen.
De zwarte-krijt-mijn is een natuurmonument en een getuigenis van de aardgeschiedenis, uniek in Europa.