Kleine rivier - grote betekenis
De 169,2 km lange Hase is van grote betekenis voor de stad Osnabrück. Hij is in hoofdzaak te danken aan de economische ontwikkeling van de stad tot Hanzestad en een belangrijk overslagpunt voor goederen: In de middeleeuwen diende de Hase als aandrijving voor molens en als koets- of handelsweg. Bovendien diende de rivier als natuurlijke bescherming tegen indringers. De Hase is in de afgelopen eeuwen voortdurend veranderd - van ooit een belangrijke handels- en aanvoerroute naar een stedelijke beerput tot het huidige stedelijke recreatiegebied.
Het door de stadsmuur omgeven gebied van de oude en nieuwe stad barstte in de 19e eeuw uit zijn voegen. In 1843 viel het vestingverbod, waardoor bewoners zich nu ook buiten de voormalige stadsmuren mochten vestigen. Door de industrialisatie nam ook de bevolking van Osnabrück snel toe. In 1851 waren er 13.500 inwoners, in 1872 al 25.000. Industrie en bevolking zorgden voor navenante riolering, die de Hase niet kon verwerken. Tegen de achtergrond van de cholera-epidemie in 1859 (295 mensen werden ziek, 149 stierven) werd nagedacht over een rioleringssysteem. In 1876 eisten de burgers dat de oude stadsgrachten, die naar "pest" stonken, eindelijk gedempt zouden worden. In 1909 werd het baden in de Hase verboden en werden ook de rivierbaden gesloten. In 1914 werd de eerste zuiveringsinstallatie in gebruik genomen, die het afvalwater mechanisch reinigde. Door het groeiende milieubewustzijn van de laatste vijftig jaar is de toestand van de Hase tegenwoordig weer aanzienlijk verbeterd.
Aan het begin van de 20e eeuw ontdekten de inwoners van Osnabrück:in de Hase als een mooie, waardevolle plek voor stadsrecreatie. Een bootverhuurbedrijf aan de Herrenteichswall nodigde de inwoners van Osnabrück uit voor een zondagse boottocht op de Hase. Wat een leuk idee voor een stad aan de rivier, dat zeker weer opgepakt en uitgebreid moet worden!
Het privilege van keizer Frederik Barbarossa
Op 23 november 1171 verleende keizer Frederik I, Barbarossa genaamd (vanwege zijn rode baard), Osnabrück het zogenaamde "Privileg de non evocando". Dit verbood buitenlandse partijen om Osnabrücker burgers op te roepen om voor hun rechtbank te verschijnen als de zaak niet eerder in Osnabrück of voor de keizer zelf volgens het Osnabrücker gewoonterecht was behandeld. Het door de keizer zelf ondertekende document, samen met het in 1180 verleende recht om de stadsmuur te bouwen en het reeds in 1002 verleende recht om markten te houden, munten te slaan en douane te heffen, vestigde het karakter van Osnabrück als stad in juridische zin.
Het keizerlijke document was geschreven op perkament in het Latijn en gewaarmerkt met het zegel van Frederik I. Barbarossa was de enige middeleeuwse keizer die Osnabrück ooit bezocht: in 1157, veertien jaar voordat het privilege voor de Hasestadt in Goslar werd afgegeven.
Een reproductie van het document is te zien in de schatkamer van het stadhuis van Osnabrück.