De toren van de parochiekerk Mariae Geburt, gebouwd met de lokale 'piepstein', is 1000 jaar oud.
De vroeg-romaanse vestingtoren van de katholieke parochiekerk, de zogenaamde "Griese Toarn" (Grijze Toren), is het herkenningspunt van Bad Laer. De karakteristieke trapgevel is uniek in het Osnabrücker Land en torent al 1000 jaar boven het historische centrum uit.
De toren meet 37 meter en dateert van ongeveer 1010 tot 1050 na Christus en is daarmee verreweg het oudste deel van de kerk. Hiermee bewijst het ‘Piepstein’ van Bad Laer zijn kwaliteit. De steen, die op natuurlijke wijze is ontstaan door aanslibbing van zout water, werd tot in de 20e eeuw in de regio veel gebruikt als bouwmateriaal wegens zijn lichte maar uiterst robuuste eigenschappen. Tot op de dag van vandaag is de "Griese Toarn" het indrukwekkendste voorbeeld van de bestendigheid van de Piepstein.
De muren van de toren van de parochiekerk zijn maar liefst 2 meter dik en de omtrek meet 9 x 9 meter. Aangenomen wordt dat de versterkte toren met een trapgevel van negen trappen aanvankelijk voor een vakwerkkerk stond, waarvan het schip waarschijnlijk slechts half zo hoog was als de "Griese Toarn". Ramen met romaanse rondbogen, die dienen als klankgaten voor de klokken van Mariae Geburt, zijn verdeeld over alle vier de zijden van de toren, net onder de basis van het dak. De verticale, spleetvormige openingen in de onderste helft van de toren wijzen daarentegen op het defensieve karakter van de "Griese Toarn", aangezien zij als schietgaten werden gebruikt. Vermoedelijk werden van hieruit ook berichten met een signaalsysteem doorgegeven in de richting van de Iburg, de vroegere bisschopszetel (Benno II).