De burgerfontein op de binnenplaats van de stadsbibliotheek
De Bürgerbrunnen, een bronzen beeld van de Osnabrücker beeldhouwer Hans Gerd Ruwe (1926-1995), staat sinds 1986 op de Platz des Westfälischen Friedens. Ruwe ontwierp ook andere fonteinen en sculpturen in de stad, zoals de "Steckenpferdreiter-Brunnen" bij de St. Catharinakerk, "die Waschfrau" bij Vitihof of "das Tiergericht" bij de dierentuin.
De burgerfontein werd in 1980 door de burgers van Osnabrück geschonken ter gelegenheid van het 1200-jarig bestaan van de stad. Het brons, dat uit 1200 afzonderlijke delen bestaat, werd besteld bij Ruwe. De fontein symboliseert de geschiedenis van Osnabrück door middel van verschillende landschappelijke motieven. Zelfs hun oriëntatie heeft een overeenkomstige betekenis: alle figuren die naar het stadhuis leunen, staan voor positieve gebeurtenissen. Figuren die in de tegenovergestelde richting wijzen, staan voor negatieve gebeurtenissen uit de geschiedenis van de stad. De fontein bestaat ook uit drie schalen. De grootste kom stelt het verleden voor. De stadsgeschiedenis van Osnabrück stroomt er in de vorm van water doorheen. Zijn grootte verwijst naar de bestaande kennis van het verleden. Het water stroomt verder in de middelste schaal, die het heden voorstelt. Het is verbonden met het verleden doordat de huidige gebeurtenissen in het verleden overgaan. De kleinste kom symboliseert de toekomst. Het staat onder invloed van het heden. De onderlinge verbinding wordt gezien als een herinnering: het verleden beïnvloedt het heden en het heden beïnvloedt de toekomst.
De fontein was oorspronkelijk bedoeld voor de markt, vandaar dat sommige figuren, zoals Barbarossa en Hendrik de Leeuw, er ook naar neigen.
Selectie van afzonderlijke motieven
De keizer Frederik I Barbarossa (Italiaans voor Roodbaard) rijst op uit de top van de fontein. Hij verleende Osnabrück in 1171 stadsrechten en een eigen rechtsgebied. De leeuw in de grote kom staat voor de tegenstander van de keizer, de Gelderse hertog Hendrik de Leeuw. Deze zorgde voor een eigen jurisdictie in het gebied van het domkapittel om zich niet aan de stad te hoeven onderwerpen.
In 1488 eiste de meester-kleermaker Johann Lenethun de afschaffing van de privileges van de raad en de geestelijkheid. Er volgde een opstand met plunderingen in de stad. Op 25 mei 1490 werd Lenethun door Osnabrücker soldaten gegrepen en nog dezelfde dag op de markt terechtgesteld, waarmee de opstand eindigde. Deze scène vormt een ander motief.
De heksenvervolging in de 16e en 17e eeuw wordt gesymboliseerd door een vrouw op de brandstapel, terwijl een ander beeld de Dood is die met zijn zeis door de menigte maait en duidelijk maakt dat iedereen voor hem gelijk is en dat hij geen onderscheid maakt tussen arm en rijk. De "zwarte dood", zoals de pest ook wel werd genoemd, trof Osnabrück meerdere malen: in 1350, 1575-1577 en 1599. Alleen al tijdens de laatste twee epidemieën stierven meer dan 4000 mensen aan de pest.
Een ander motief is de vredesruiter. Hij stelt de boodschappers voor die tijdens de onderhandelingen over de Vrede van Westfalen tussen Münster en Osnabrück reisden, voordat de vrede uiteindelijk op 25 oktober 1648 vanaf de trappen van het stadhuis van Osnabrück kon worden afgekondigd.
Als verbindend element stroomt de stadsrivier van Osnabrück, de Hase, over de hele fontein. Zij beschermt de stad, maar bergt ook gevaren in zich, zoals de mogelijkheid om in haar wateren te verdrinken.